Als je op de openbare weg gaat rijden met een voertuig ben je verantwoordelijk voor de technische staat en het juiste gebruik van dit voertuig. Het maakt niet uit of dit nu een motorvoertuig, bromfiets of een fiets is. Het voertuig moet voldoen aan de permanente eisen (algemene technische eisen) en de gebruikseisen. Permanente eisen Dit zijn de algemene technische eisen die gesteld worden aan een voertuig voordat deze wordt toegelaten in Nederland. Deze beoordeling wordt gedaan door de Dienst Wegverkeer (de RDW). Dit gaat bijvoorbeeld over welke verlichting er op een voertuig mag en moet zitten, hoe breed en hoog een voertuig mag zijn en welke voorzieningen erop moeten zitten. Gebruikseisen Dit zijn de eisen die gesteld worden aan bijvoorbeeld het vervoeren van passagiers en lading, of het slepen van voertuigen. Aansprakelijkheid permanente eisen en gebruikseisen Voor deze eisen ben je niet alleen als bestuurder verantwoordelijk. Ook de houder of eigenaar van een voertuig is hiervoor verantwoordelijk. Als jij een auto leent van iemand en die auto mist bijvoorbeeld een kentekenplaat, dan ben jij daarvoor verantwoordelijk, maar ook de persoon van wie de auto is. Ditzelfde geldt als jij jouw voertuig uitleent aan iemand die hier op een verkeerde manier lading mee vervoert. Ook dan zijn jullie beiden aansprakelijk, terwijl jij hier misschien helemaal geen weet van had. Je mag niet rijden of laten rijden in een voertuig als dit voertuig: • niet deugdelijk (goed) van bouw of inrichting is; • niet goed genoeg is onderhouden; • zo gebouwd of ingericht is dat de bestuurder onvoldoende zicht naar voren of opzij heeft; • op een andere manier niet voldoet aan de gestelde voertuigeisen. Zorg dat je altijd weet aan wie je het voertuig uitleent en wat deze persoon ermee van plan is. Maak duidelijke afspraken over het gebruik ervan. Daarnaast is het ook verboden om een voertuig op de weg te laten staan, die niet voorzien is van goedwerkende en verplichte rode retroflectoren aan de achterkant van het voertuig. Dit voertuig is dan niet goed zichtbaar in het donker. Heeft jouw voertuig geen goedwerkende retroreflectoren op de achterkant en rijdt er daarom iemand tegenaan, dan kun jij aansprakelijk gesteld worden voor de schade. Retroreflector Retroreflectoren weerkaatsen licht in dezelfde richting terug als waar het vandaan kwam. Ze maken zo het voertuig waar ze op zitten zichtbaar. Welke kleur ze hebben (rood, ambergeel of wit) is afhankelijk van waar ze zitten op het voertuig. Over het algemeen zit wit aan de voorkant, rood aan de achterkant en ambergeel aan de zijkanten. Retroreflectoren zijn er in verschillende kleuren en zorgen ervoor dat voertuigen ook tijdens parkeren zichtbaar zijn in het donker. Bij personenauto’s zijn deze retroreflectoren vaak verwerkt in de lichtarmaturen (daar waar de koplampen en achterlichten ook in zitten) Wettelijk gezien moet ieder voertuig aan flink wat technische eisen voldoen. Normaal gesproken kun je ervan uitgaan dat een voertuig dat je nieuw koopt, aan al deze eisen voldoet. Als er iets stuk gaat, kan dit betekenen dat het voertuig niet meer aan deze eisen voldoet. Laat je kapotte onderdelen repareren of vervangen voor originele onderdelen, dan zou het voertuig dus moeten blijven voldoen aan deze eisen. Om te zorgen dat je wordt verplicht om de belangrijkste dingen in orde te maken of te houden, is de Algemene Periodieke Keuring ingevoerd, bekend als de APK. Maar deze keuring is een momentopname. Er kan altijd alsnog iets stuk gaan. Controleer daarom regelmatig je voertuig op onregelmatigheden en laat de garage het liefst jaarlijks een controlebeurt uitvoeren. Pas je zelf dingen aan de buitenkant van de auto aan, dan kan dit betekenen dat de auto niet meer voldoet aan de eisen. Ook als je aan het motorblok dingen aanpast, kan het zijn dat het voertuig opnieuw gekeurd moet worden. Eigen aanpassingen Pas je zelf iets aan je voertuig aan, dan kan dit betekenen dat dit voertuig niet meer voldoet aan de eisen zoals deze in het kentekenregister staan vermeld. In dat geval moet het voertuig opnieuw gekeurd worden. Denk hierbij aan: • Toevoegen van extra gewicht. • Vergroten van de spoorbreedte (de breedte tussen het linker- en rechterwiel). • Vervangen van het motorblok. • Wijzigen van de brandstofsoort. • Wijzigen van het vermogen (meer dan 20%). • Wijzigen van het carrosserie-type. • Wijzigen van het aantal zitplaatsen. • Wijzigen van het geluidsniveau (bijvoorbeeld het monteren van een andere uitlaat). Zolang een voertuig in deze situatie nog niet opnieuw goedgekeurd is, mag er niet mee gereden worden! Kenteken Aan de kentekenplaten en het voertuigidentificatienummer (VIN) kan een voertuig herkend worden. Dit betekent dat: • het voertuig ook moet voldoen aan de gegevens die op de kentekencard en in het kentekenregister staan; • het voertuig voorzien moet zijn van goed bevestigde en goed leesbare originele kentekenplaten met goedkeuringsmerk; • het VIN in het chassis, frame of een soortgelijke structuur ingeslagen en goed leesbaar moet zijn. Als deze (deels) is weggehaald zou dit kunnen betekenen dat het voertuig ooit gestolen is. De kentekenplaat op het voertuig moet een originele kentekenplaat zijn. Tijdelijk een geschreven kentekenplaat gebruiken omdat je de originele bent verloren is niet toegestaan. Afmetingen en massa’s Massa ledig voertuig Massa (gewicht) van het voertuig in rijklare toestand (zoals deze vanuit de dealer afgeleverd wordt) verminderd met 100 kg. Lading Alle personen die je in het voertuig vervoert en goederen die je in, op of aan je voertuig vervoert. Lastdrager Afneembare of uitschuifbare constructie die bestemd is voor het vervoer van goederen en hulpmiddelen. Denk hierbij aan een dakkoffer of fietsendrager. Lastdragers moeten: • aan de bumper, op de trekhaak of op het dak zijn aangebracht, of geïntegreerd zijn in de achterzijde van het voertuig; • achterop of voorop de aanhangwagen zijn aangebracht; • aan de zijkant van een lichte bedrijfsauto zijn aangebracht voor het vervoer van glas of platen. Een fietsendrager op de trekhaak. Een dakkoffer valt ook onder een ‘lastdrager’. Een personenauto mag maar een beperkte grootte en gewicht (massa) hebben. Deze maximale grootte en maximummassa zijn altijd inclusief eventuele lading. De maximale afmetingen van een personenauto zijn: • 12 meter lang • 2,55 meter breed • 4 meter hoog Een combinatie van een personenauto met een aanhangwagen mag maximaal 18 meter lang zijn. De maximale afmetingen van een voertuig zijn altijd inclusief lading en lastdragers. De #[toegestane maximummassa van een personenauto staat in het kentekenregister en op de kentekencard vermeld. Deze massa is inclusief lading. Op de kentekencard vind je de maximummassa. Ook de toegestane maximale aslast staat vermeld in het kentekenregister. Dit is het gewicht dat op één as mag rusten. De personenauto mag nooit meer wegen en nooit meer gewicht op één as hebben dan in het kentekenregister vermeld staat. Je mag dus niet zomaar de kofferbak helemaal volgooien met zware lading. Uitlaatsysteem Het uitlaatsysteem op een voertuig met een verbrandingsmotor loopt vanaf de uitgang van het motorblok tot en met het stukje uitlaat dat (meestal) onder of in de achterbumper hangt. Problemen met de uitlaat zijn vaak goed te herkennen, omdat de auto dan meestal meer lawaai maakt. Het hele systeem moet voldoen aan een aantal eisen: • Het moet over de gehele lengte gasdicht zijn, met uitzondering van de afwateringsgaatjes. • Het moet deugdelijk bevestigd zijn. • Het systeem mag niet meer geluid produceren dan in het kentekenregister is vermeld, met een maximale overschrijding van 2 decibel. Staat er niks in het kentekenregister dan is de maximale waarde 95 decibel. • Er mag door het systeem niet meer CO (koolmonoxide) worden uitgestoten dan voorgeschreven. Snelheidsmeter De snelheidsmeter en de kilometerteller zijn twee verschillende meters die vaak door elkaar gehaald worden. De snelheidsmeter geeft aan hoe snel je rijdt en de kilometerteller geeft aan hoeveel kilometers het voertuig in totaal heeft gereden. Alleen de snelheidsmeter moet verplicht werken en ook in het donker afleesbaar zijn. Doet deze het niet (goed), dan mag je niet met dit voertuig rijden. Als de kilometerteller niet goed werkt, kan dit een probleem geven bij de verkoop van het voertuig, omdat het aantal gereden kilometers dan niet meer te achterhalen is. Hoofdgroeven Brede groeven in het loopvlak van een band. Hierin bevinden zich de slijtage-indicatoren. Loopvlak Deel van de band dat in contact komt met het wegdek. Karkas Deel van de band onder de rubberlaag die de band zijn stevigheid geeft. Meestal voorzien van kunststof (nylon, polyester) en staaldraden. Slijtage-indicatoren Verhogingen in de hoofdgroeven. Zodra deze meeslijten met het loopvlak, voldoet de band niet meer aan de minimale profieldiepte. Banden Als de banden van een personenauto niet in orde zijn, kan dit tot gevaarlijke situaties leiden. Toch zijn er maar weinig mensen die regelmatig de bandenspanning controleren. Of voordat ze instappen even een korte check doen van de banden. Omdat banden langzamerhand slijten, is het aan te raden ze regelmatig te controleren. Doe dit minimaal één keer per maand. Dit controlelampje in het dashboard is van de bandenspanning. Deze gaat branden als de bandenspanning van één band of meerdere banden te veel afwijkt. Meet de bandenspanning maandelijks en daarnaast direct zodra dit lampje gaat branden. Niet alle personenauto’s zijn voorzien van dit controlelampje. Spijker of schroef in de band? Laat deze vooral zitten totdat je bij de garage bent! Dit voorkomt verder leeglopen van de band. De slijtage-indicatoren in de hoofdgroeven zijn bij deze band bijna gelijk aan de rest van het loopvlak. De band is versleten. De banden moeten voldoen aan de volgende technische eisen: • Het moeten luchtbanden zijn. Banden gevuld met stikstof vallen hier ook onder. Een personenauto mag bijvoorbeeld niet voorzien zijn van massief rubberen wielen of rupsbanden. • De banden mogen geen uitstulpingen vertonen. Ze mogen ook geen beschadigingen hebben waarbij het karkas zichtbaar is. • De banden moeten altijd een minimale profieldiepte hebben van 1,6 mm in de hoofdgroeven, over het gehele loopvlak. Ze mogen niet zijn nageprofileerd, dus de profielen mogen niet opnieuw dieper worden ingesneden. • De banden moeten in de juiste draairichting zijn gemonteerd. • De banden mogen geen metalen elementen bevatten die tijdens het rijden kunnen uitsteken. Denk hierbij aan spijkerbanden die in landen met strenge winters wel eens worden gebruikt. • De banden op één as moeten van dezelfde maat zijn. De band linksvoor mag bijvoorbeeld niet groter of kleiner zijn dan rechtsvoor. Behalve als je met pech tijdelijk een nood- of reservewiel moet gebruiken. • De banden moeten de juiste bandenspanning hebben. Deze is te vinden in het instructieboekje. Vergeet hierbij niet de reserveband. • Het bandenspanningscontrolelampje mag geen defect aangeven. In landen met koude winters worden soms dit soort spijkerbanden gebruikt. Deze zijn in Nederland niet toegestaan. Een reservewiel kan een andere maat hebben dan een normaal wiel. Hiermee mag je alleen in geval van nood rijden. Vervang het wiel zo snel mogelijk en rijd maximaal 80 km/u. Reminrichting De remmen van een personenauto zijn van levensbelang. Daarom mogen de onderdelen van het remsysteem geen beschadigingen vertonen. Verder moeten ze: • deugdelijk zijn bevestigd; • niet verroest zijn; • geen lekkage vertonen; • geen overmatige slijtage vertonen. Alle onderdelen moeten goed werken en de onderdelen die horen te bewegen moeten ook vrij kunnen bewegen, zoals het rempedaal. Het oppervlak van dit pedaal moet stroef zijn. Als laatste moeten alle personenauto’s voorzien zijn van een goed werkende parkeerrem (handrem). De banden en de remmen moeten zorgen voor een goede wegligging en een korte remweg. Daarom is het voor de veiligheid erg belangrijk dat ze beiden in goede staat zijn. Zicht door de ruiten Om veilig aan het verkeer te kunnen deelnemen is goed zicht door de ruiten belangrijk. De eisen die hieraan gesteld worden, zijn allemaal van toepassing op de voorruit en de voorste zijruiten: • Deze ruiten mogen niet beschadigd of verkleurd zijn. • Ze mogen niet zijn voorzien van onnodige voorwerpen die het uitzicht belemmeren. Denk hierbij spulletjes die aan de binnenspiegel worden gehangen of op het dashboard worden gelegd, maar ook het navigatiesysteem op de voorruit kan door verkeerde plaatsing het zicht belemmeren. • Ze mogen niet minder licht doorlaten dan 55%. Denk hierbij aan getinte ruiten. • Ook moet de voorruit voorzien zijn van een goed werkende installatie die de voorruit ontdooit en de beslagen ruit ontdampt. Meestal is dit in de vorm van een blower (lucht via de ventilatieroostertjes) met of zonder airconditioning, maar ook elektrische voorruitverwarming komt voor. Folie op de voorste ruiten zorgt er al snel voor dat deze ruiten te weinig licht doorlaten. Iedere personenauto moet voorzien zijn van een goed werkende ruitenwisser- en ruitensproeierinstallatie. Ruitenwissers Om het zicht door de voorruit voldoende te houden, moeten personenauto’s voorzien zijn van goed werkende ruitenwissers aan de voorzijde. Daarnaast moet een personenauto voorzien zijn van een goed werkende ruitensproeierinstallatie die de voorruit besproeit. Je mag dus niet gaan rijden als je ruitensproeiervloeistof op is, omdat dan de ruitensproeierinstallatie niet goed werkt. Dit dashboardlampje geeft aan dat de ruitensproeiervloeistof (bijna) op is. Omdat het niet toegestaan is om te rijden zonder ruitensproeiervloeistof, is het belangrijk dat je deze zo snel mogelijk bijvult als het lampje begint te branden. Overigens hebben niet alle personenauto’s zo’n verklikkerlampje. Spiegels Personenauto’s moeten voorzien zijn van een linkerbuitenspiegel, een rechterbuitenspiegel en een binnenspiegel. Bij sommige bestelauto’s is er geen zicht in de binnenspiegel omdat de laadbak achter de cabine volledig dicht is. In dat geval hoeft er geen binnenspiegel aanwezig te zijn. Alle aanwezige spiegels moeten heel zijn en mogen niet te veel zijn verweerd. Verweerde spiegels zijn te herkennen aan bruine of zwarte randen of vlekken in het spiegelglas. Zitplaatsen Alle zitplaatsen van personenauto’s moeten vooruit of achteruit gericht zijn. De zitplaatsen moeten goed bevestigd zijn en als ze verstelbaar zijn, mogen ze niet zomaar verschuiven of verstellen tijdens het rijden. (Veiligheids)gordel Een gordel beschermt de bestuurder en passagiers tegen de krachten die vrijkomen bij een botsing of bij hard remmen en zorgt ervoor dat ze op hun plek blijven zitten. Personenauto’s zijn in de meeste gevallen voorzien van driepuntsgordels. Hierbij gaat een deel van de gordel over de heup en een deel schuin voor de borst langs. Kinderbeveiligingssysteem Een stoeltje dat door middel van een kliksysteem (Isofix) of gordels in de personenauto kan worden vastgemaakt. Het kind zit vast in het stoeltje door een gordel van het systeem zelf, of de driepuntsgordel. Dit systeem beschermt het kind tegen de krachten die vrijkomen bij een botsing of als je hard remt en zorgt ervoor dat het kind goed in het stoeltje blijft zitten. Airbag Voorziening in de personenauto die opblaast tijdens een aanrijding. De airbag beschermt de inzittenden tegen de harde onderdelen van het voertuig. Ook zorgt deze ervoor dat het lichaam niet te veel naar voren of naar de zijkant verplaatst wordt tijdens een aanrijding. Veiligheidsgordels Gordels beschermen de passagiers tegen grote verwondingen bij een ongeval. Al vanaf een snelheid van 30 km/u kan een gordel je leven redden. Daarom zijn gordels verplicht op alle zitplaatsen. Omdat gordels zo belangrijk zijn, moeten ze aan verschillende eisen voldoen: • Ze mogen niet beschadigd zijn. • Ze moeten voorzien zijn van een goedwerkende sluiting en blokkering. • De gordel moet goed aansluiten na het omdoen. • Waarschuwingsinrichtingen (controlelampjes) van de gordels en airbags mogen geen defecten aangeven. Alle dashboardlampjes die hieronder staan zijn roodgekleurd, wat betekent dat er direct iets aan gedaan moet worden als ze gaan branden. De eerste twee lampjes geven problemen aan met de verschillende airbags. Deze werken in dat geval niet. De laatste geeft de waarschuwing dat de gordel niet gedragen wordt. Storingslampje airbag Storingslampje zij-airbag Waarschuwingslampje gordel Uitstekende en scherpe delen In de ontwikkeling van personenauto’s wordt steeds meer gedaan om de voetganger zo veel mogelijk te beschermen bij een aanrijding. Nog steeds overlijden veel voetgangers die worden aangereden aan hun verwondingen. Om dit risico te verkleinen, is het verboden om scherpe delen aan je personenauto te hebben die het gevaar op letsel vergroten. Denk hierbij aan extra versiering op de motorkap of een zelfgemaakte bullbar voor de bumper. Steken er andere delen uit die niet scherp zijn, dan moeten deze worden afgeschermd. Ze mogen geen extra gevaar op letsel veroorzaken bij een aanrijding. Ook wielen mogen niet meer dan drie centimeter uitsteken buiten de wielkasten. Daarnaast mogen er niet zomaar onderdelen van je personenauto losraken door slechte bevestiging, verslijting of aantasting. Veiligheidsgordels (driepuntsgordels) zijn verplicht op alle zitplaatsen. Wielen mogen niet meer dan drie centimeter uitsteken buiten de wielkasten (wielkast is aangegeven met een pijl). Verplichte verlichting Voor een goede zichtbaarheid van de personenauto en om zelf goed zicht te hebben op de weg, moet bepaalde verlichting verplicht op de personenauto aanwezig zijn. Daarnaast moet iedere personenauto voorzien zijn van een rode retroreflector aan de achterzijde, zodat het voertuig ook tijdens parkeren in het donker zichtbaar blijft. Achterlicht (rood) Licht dat ervoor zorgt dat het voertuig ook in het donker vanaf de achterkant goed te zien is en de breedte van het voertuig aangeeft. Achteruitrijlicht (wit of geel) Licht dat bestemd is voor het verlichten van de weg achter het voertuig en voor het waarschuwen van de overige weggebruikers dat het voertuig achteruitrijdt of achteruit gaat rijden. Dimlicht (wit of geel) Licht waarmee de weg vóór het voertuig wordt verlicht zonder dat hierdoor andere weggebruikers worden verblind of gehinderd. Groot licht (wit of geel) Licht dat de weg vóór het voertuig over een grote afstand verlicht. Mistachterlicht (rood) Licht dat het voertuig bij dichte mist aan de achterkant beter zichtbaar maakt. Remlicht (rood) Licht dat wordt gebruikt om de weggebruikers die zich achter het voertuig bevinden te laten weten dat het voertuig opzettelijk vertraagt. Richtingaanwijzer (ambergeel) Licht dat is bestemd om andere weggebruikers te laten weten dat de bestuurder naar links of naar rechts van richting wil veranderen. Stadslicht (wit of geel) Licht dat ervoor zorgt dat het voertuig ook in het donker vanaf de voorkant te zien is en een aanwijzing is voor de breedte van het voertuig. Onvoldoende tijdens het rijden in het donker, in dat geval is minimaal dimlicht nodig. Waarschuwingsknipperlicht (zelfde kleur als richtingaanwijzers) Gelijktijdige werking van alle richtingaanwijzers, bestemd om aan te geven dat het voertuig tijdelijk een bijzonder gevaar oplevert voor andere weggebruikers. Kentekenplaatverlichting achter (wit) Verlichting die de achterste kentekenplaat afleesbaar maakt in het donker. Deze verlichting mag niet naar achteren stralen. Retroreflector achterzijde (rood) Een retroreflector geeft zelf geen licht, maar reflecteert de lichtbundel (van bijvoorbeeld het dimlicht van een ander voertuig) die erop valt. Hiermee vallen ook stilstaande voertuigen op als ze geen verlichting voeren. De meeste retroreflectoren zijn tegenwoordig geïntegreerd in de verlichtingsarmaturen (houder van de verlichting). Let op, de verlichting kan op andere personenauto’s iets anders ingedeeld zijn. Kleuren verlichting Bij de meeste voertuigen zal je als verlichtingskleuren alleen rood, ambergeel (oranje) en wit tegenkomen. Waarbij rood over het algemeen aan de achterkant zit, wit aan de voorkant en ambergeel aan de zijkanten. Sommige verlichting wijkt hiervan af. Zo mogen sommige lichten aan de voorkant ook geel zijn in plaats van wit en sommige aan de achterkant ook wit of ambergeel in plaats van rood. Als ezelsbruggetje kan je onthouden: wit licht komt naar je toe, rood licht gaat van je weg. Daarom is het achteruitrijlicht ook wit, ondanks dat het aan de achterkant zit. Richtingaanwijzers aan de zijkant Het is belangrijk dat richtingaanwijzers vanuit alle richtingen goed te zien zijn. Bij de meeste moderne personenauto’s loopt de verlichting door om de hoek van de auto. Hierdoor is de richtingaanwijzer ook vanaf de zijkant goed zichtbaar. Is dit niet het geval, dan zijn richtingaanwijzers aan de zijkant van het voertuig ook verplicht. Toegestane verlichting Naast de verplichte verlichting mag er ook andere verlichting op het voertuig zitten. Maar dit mag niet zomaar alle verlichting zijn. Deze extra verlichting is bijvoorbeeld bochtverlichting, dagrijlicht, mistlicht aan de voorkant en parkeerlicht. Ook mag je niet zomaar verlichting vervangen voor andere type verlichting. De armaturen (houders) van de verlichting zijn gemaakt voor Halogeen-, Xenon- of LED-verlichting. Deze zijn niet zomaar uitwisselbaar. Bochtverlichting (wit) Verlichtingsfunctie aan de voorzijde voor betere verlichting in de bochten. Dagrijlicht (wit) Licht dat naar voren gericht is en wordt gebruikt om het voertuig tijdens het rijden overdag beter zichtbaar te maken voor tegemoetkomend verkeer. Mag alleen gevoerd worden als dimlicht niet verplicht is! Mistvoorlicht (wit of geel) Licht dat dient voor een betere verlichting van de weg bij mist of een soortgelijke toestand van verminderd zicht. Parkeerlicht (voor wit, achter rood) Licht dat is bestemd om de aanwezigheid van een geparkeerd voertuig aan te geven. Meestal is dit dezelfde verlichting als het stadslicht. Aanvullende markeringslichten en reflectoren Als voertuigen groter zijn dan normaal, dan is het belangrijk dat het ook opvalt dat deze voertuigen extra groot zijn. Dit wordt gedaan door middel van markeringslichten en extra reflectoren. • Voertuigen breder dan 2,10 meter moeten aan de voorzijde voorzien zijn van twee witte en aan de achterzijde voorzien zijn van twee rode markeringslichten. • Voertuigen langer dan 6 meter moeten voorzien zijn van ambergele zijmarkeringslichten en van ambergele retroreflectoren aan de zijkant. De achterste van deze zijmarkeringslichten en retroreflectoren mag in plaats van ambergeel ook rood zijn. Markeringslichten Verlichting op de uiterste hoeken van een voertuig die de grootte van het voertuig aangeeft. Naast deze verplichte markeringslichten en retroreflectoren, mogen personenauto’s ook voorzien worden van extra markeringslichten en retroreflectoren. Overige eisen verlichting Naast de aanwezigheid en verplichte kleur van verlichting op de personenauto, moet de verlichting ook aan andere eisen voldoen: • De verplichte lichten moeten goed werken en de verplichte retroreflectoren moeten goed reflecteren. • De lichtarmaturen moeten goed aan het voertuig zijn bevestigd en niet te veel aangetast zijn. • Het glas van de armaturen mag niet stuk of verwijderd zijn, ook moeten ze het licht goed doorlaten. • Lichten en retroreflectoren die dezelfde functie hebben moeten symmetrisch geplaatst zijn en de lichten moeten onderling dezelfde lichtsterkte en grootte hebben. • De lichtdoorlatende gedeeltes van de verplichte lichten mogen voor maximaal 25% afgeschermd zijn. • De niveauregeling van de dimlichten moet goed werken. Dit is de handmatige hoogte-afstelling van de dimlichten die je gebruikt als het voertuig achterover helt door zwaardere belading. De verlichting pas je aan om verblinding van tegemoetkomend verkeer te voorkomen. Het glas van de armaturen mag niet teveel aangetast zijn. Ze laten dan te weinig licht door. Als de auto beladen is aan de achterkant komt de voorkant omhoog. De dimlichten kunnen dan verblinden. Met de niveauregeling van de koplampen pas je dit aan. Controlelampjes verlichting Van een aantal lichten is het belangrijk dat ze niet per ongeluk aangezet worden en dat je je steeds bewust bent van het feit dat ze aan staan. Daarom moeten voor deze lichten verplicht waarschuwingslampjes in het dashboard aanwezig zijn. Dit zijn: Groot licht Mistlicht voor Mistlicht achter Richtingaanwijzers Waarschuwings-knipperlichten Bij richtingaanwijzers mag dit naast een lampje, ook een geluidssignaal zijn. Niet toegestane verlichting en reflectoren Naast de hiervoor genoemde verplichte en toegestane verlichting en reflectoren, mogen er op personenauto’s geen andere verlichting en retroreflectoren zitten. Daarnaast mag de aanwezige verlichting: • niet verblindend zijn, met uitzondering van het groot licht; • niet knipperen, met uitzondering van de richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten en het noodstopsignaal van de remlichten (het automatisch knipperen van de remlichten als er een noodstop gemaakt wordt). Als een richtingaanwijzer ingeschakeld is, mogen de zijmarkeringslichten aan die kant eventueel wel mee knipperen. Alle andere verlichting, zoals de speciale blauwe verlichting die aanwezig is op de voertuigen van hulpdiensten, mag niet aanwezig zijn op personenauto’s. Het maakt daarbij niet uit of deze verlichting uit of aan staat. Het gaat erom dat het niet mag lijken dat jouw voertuig een dienstvoertuig is van een bepaalde hulpdienst terwijl dit niet zo is. Ook mag verlichting in de personenauto geen licht uitstralen naar buiten. Je mag jouw personenauto niet voorzien van blauwe verlichting. Bevestiging aanhangwagen Als de personenauto is voorzien van een trekhaak, moet deze goed bevestigd zijn en mag deze niet gescheurd, gebroken, vervormd of verroest zijn. Verplichte en toegestane geluidssignalen Personenauto’s moeten verplicht voorzien zijn van een goed werkende claxon, die een vaste toonhoogte heeft. Een claxon met een liedje is niet toegestaan. Naast de claxon mag een personenauto voorzien zijn van: • een geluidssignaal dat klinkt tijdens het achteruitrijden; • een geluidssignaal op elektrische personenauto’s dat klinkt bij een snelheid tot 25 km/u; • een alarmsysteem met geluidssignaal. Andere geluidsproducerende apparaten dan deze drie mogen niet op het voertuig aanwezig zijn. De gebruikseisen zijn de eisen die gesteld worden aan het gebruik van de auto, bijvoorbeeld hoe je passagiers en lading mag vervoeren en hoe ver deze lading mag uitsteken. Slepen Moet je in verband met pech een voertuig slepen, of moet jouw voertuig gesleept worden, dan moet je je houden aan bepaalde regels: • De afstand tussen de twee voertuigen mag niet meer zijn dan 5 meter. • Je mag niet meer dan één voertuig slepen, dus bijvoorbeeld geen personenauto én een aanhangwagen. • Een tweewielige motorfiets of bromfiets mag niet gesleept worden en ook niet zelf slepen. Bij het slepen van een ander voertuig mag er niet meer dan vijf meter tussen de voertuigen zitten. Bij het vervoeren van lading mag deze de bestuurder niet belemmeren tijdens het rijden. Deze doos zo vervoeren mag daarom niet. Hinder door lading of passagiers De bestuurder van een personenauto mag tijdens het besturen van het voertuig niet worden gehinderd door lading of passagiers. Als je door het vervoer van lading bijvoorbeeld niet meer goed bij de versnellingspook kan, of niet meer goed in je rechterbuitenspiegel kunt kijken, dan mag je niet gaan rijden. Voldoende zicht rondom De bestuurder van een personenauto moet altijd voldoende zicht rondom hebben. Dat geldt ook als je een aanhangwagen achter het voertuig of lading in of op het voertuig vervoert. Dit betekent dat het zicht door de voorruit en de voorste zijruiten niet mag zijn belemmerd. Ook de buitenspiegels moeten voldoende zicht geven naast en achter de personenauto en/of aanhangwagen. Lukt dit niet, dan moet er gebruik worden gemaakt van opzet- of caravanspiegels of een camera-monitorsysteem waardoor dit zicht er wel weer is. Voor de binnenspiegel gelden deze regels niet. Kun je met de normale spiegels niet voldoende voorbij de aanhangwagen of caravan kijken, dan zijn extra spiegels verplicht. De gele lijnen geven de breedte van de caravan aan. Is deze breder dan de breedte van de normale spiegels, dan heb je aan de normale spiegels niet voldoende. Zekeren lading Als je lading vervoert in of op je personenauto of aanhangwagen, is het belangrijk dat de lading niet kan verschuiven of van het voertuig af kan vallen. Daarom is het verplicht lading te zekeren. Zekeren betekent dat je de lading goed vastzet. Dit geldt ook voor lading ín het voertuig, omdat de lading de bestuurder niet mag hinderen tijdens het besturen. Deze zekering moet aan een aantal eisen voldoen: • De zekering moet voldoende krachten kunnen weerstaan, zowel in de rijrichting als opzij, naar achteren en omhoog, zoals bij drempels. • Losse lading die niet gezekerd kan worden (denk aan zand of bladeren) moet afgedekt worden met een net of zeil als deze anders van het voertuig af kan vallen of waaien. • De zekeringsmiddelen moeten geschikt zijn voor het doel waarvoor ze gebruikt worden. Vervoer je grote lading in de aanhangwagen, dan moet je deze goed vastzetten met bijvoorbeeld spanbanden of touwen. Vervoer je losse lading in de aanhangwagen, dan moet deze afgedekt worden met een net of zeil. Er mag geen lading af kunnen waaien of vallen. Uitstekende delen Net als de voertuigen zelf, mag ook de lading geen scherpe delen hebben die in geval van botsing gevaar voor lichamelijk letsel kan opleveren. Niet scherpe uitstekende delen moeten worden afgeschermd als ze onafgeschermd het gevaar voor lichamelijk letsel kunnen vergroten. Lastdrager Als je goederen vervoert op een lastdrager, dan mag dit alleen als de lastdrager ook voor die goederen bedoeld is. Op een fietsendrager mag bijvoorbeeld niks anders dan fietsen vervoerd worden. Ook mogen er niet méér fietsen op vervoerd worden dan waarvoor hij bedoeld is. Op een fietsendrager mogen alleen fietsen worden vervoerd. Een koffer hierop vervoeren is niet toegestaan. Een lastdrager die de kentekenplaat en achterlichten van de personenauto bedekt, moet voorzien zijn van eigen verlichting en een witte kentekenplaat. De lading en de lastdrager moeten verder voldoen aan de volgende eisen: • De goederen en de lastdrager zelf, moeten goed bevestigd zijn. • De lastdrager mag inclusief lading niet meer dan 20 centimeter buiten de zijkanten van het voertuig uitsteken. • Als de verlichting van de personenauto wordt afgeschermd door de lastdrager, dan moet op de lastdrager de volgende verlichting aanwezig zijn: • twee rode achterlichten; • twee rode remlichten; • twee rode retroreflectoren; • twee ambergele richtingaanwijzers. • Als de kentekenplaat van de personenauto wordt afgeschermd door de lastdrager, dan moet op de lastdrager een witte kentekenplaat met hetzelfde kenteken als de personenauto worden aangebracht. Deze moet voorzien zijn van een goedkeuringsmerk en er moet kentekenplaatverlichting aanwezig zijn. Als de lastdrager op de trekhaak of op de voorkant van de aanhangwagen is gemonteerd moet deze voldoen aan de volgende eisen: • Het gewicht op de trekhaak (ook wel kogeldruk genoemd) mag niet meer bedragen dan voor deze personenauto is vastgelegd. Is deze niet vastgelegd, dan mag dit nooit meer zijn dan 75 kg. • De lastdrager zelf, of onderdelen daarvan, mogen het wegdek niet raken bij normaal gebruik. • De lastdrager of (achtergebleven) onderdelen daarvan, mogen een aangekoppelde aanhangwagen niet belemmeren in de bewegingsvrijheid. Als er goederen op het dak van een personenauto worden vervoerd, moet dit volgens de volgende eisen: • Vervoer moet door middel van een lastdrager die hiervoor bedoeld is. • De lastdrager en de goederen moeten goed bevestigd zijn. • De maximale daklast (het gewicht op het dak) mag niet overschreden worden. Om te weten wat de maximale daklast en kogeldruk is, kijk je in het instructieboekje van het voertuig (of de trekhaak). Uitstekende lading op personenauto’s Bij lading op of in een voertuig maken we onderscheid tussen deelbare en ondeelbare lading. Deelbare lading Lading die in meerdere onderdelen vervoerd kan worden en daardoor vaak op meerdere manieren in of op een voertuig te laden is. Ondeelbare lading Lading die tijdens het vervoer over de weg niet gedeeld kan worden in kleinere stukken zonder dat dit schade of onnodig veel kosten met zich meebrengt. Denk hierbij aan een ladder, een glasplaat of lange houten planken. Lading moet altijd op de best mogelijke manier vervoerd worden, zodat er zo min mogelijk hinder wordt veroorzaakt richting het overige verkeer. De maximale uitsteekmaten (hoe ver iets mag uitsteken buiten het voertuig) van lading zijn als volgt: • Zijkanten Vervoer je brede lading op het dak van je personenauto, dan mag deze lading maximaal 20 centimeter aan iedere kant uitsteken. Het maakt hierbij geen verschil of het deelbare of ondeelbare lading is. • Voorzijde Lading mag aan de voorzijde van de personenauto niet uitsteken, tenzij de lading in de lengte ondeelbaar is. In dat geval mag de lading maximaal één meter uitsteken. • Achterzijde Lading mag aan de achterzijde van de personenauto maximaal één meter uitsteken. Daarnaast mag de afstand tussen de achteras en het uiteinde van de lading nooit meer bedragen dan vijf meter. Hierbij is er geen verschil tussen deelbare of ondeelbare lading. Het belangrijkste verschil tussen deelbare en ondeelbare lading is dat ondeelbare lading wél en deelbare lading níet voor de personenauto mag uitsteken. Lading mag er nooit voor zorgen dat een personenauto inclusief die lading langer, hoger of breder is dan een personenauto mag zijn. Dus niet: • langer is dan 12 meter; • hoger is dan 4 meter; • breder is dan 2,55 meter. Een combinatie (personenauto plus aanhangwagen) mag maximaal 18 meter zijn. Net als een personenauto moet ook een aanhangwagen voldoen aan een aantal permanente technische eisen. Als de aanhangwagen niet aan deze eisen voldoet, mag je er niet mee rijden. Zelfde eisen als personenauto Veel van deze eisen zijn voor een aanhangwagen hetzelfde als voor de personenauto. Dit geldt voor: • Maximale afmetingen (4 meter hoog, 2,55 meter breed, 12 meter lang) • Eisen aan de banden (geen beschadigingen, voldoende profiel, etc.) • Aanwezigheid van scherpe en uitstekende delen (afgeschermd, of niet aanwezig) Sluiting laadbakkleppen en -deuren Veel aanhangwagens hebben aan de achterzijde een klep die je open kunt klappen zodat je beter bij de laadvloer komt. Sommige gesloten aanhangwagens hebben in plaats daarvan deuren aan de achterzijde. Deze kleppen en deuren moeten goed dicht kunnen en deze sluiting moet ook dicht blijven tijdens het rijden. Laadbakdeuren moeten goed sluiten en dicht blijven tijdens het rijden. Aanhangwagens boven de 750 kg moeten voorzien zijn van een gele kentekenplaat met eigen kenteken. Laadbakkleppen moeten goed sluiten en dicht blijven tijdens het rijden. Aanhangwagens tot en met 750 kg moeten voorzien zijn van een witte kentekenplaat met het kenteken van het trekkende voertuig. Kentekenplaat Achterop een aanhangwagen moet een mogelijkheid zijn om een kentekenplaat te bevestigen. Een aanhangwagen moet namelijk tijdens het rijden zijn voorzien van een originele kentekenplaat en deze moet goed vast zitten. Reminrichting Niet alle aanhangwagens zijn geremd. Dat wil zeggen dat niet alle aanhangwagens zijn voorzien van een eigen remsysteem. Maar als ze dit wel hebben, moet dit remsysteem goed werken. Dit betekent onder andere dat de aanhangwagen niet scheef mag trekken zodra er geremd wordt. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als de remmen niet op beide wielen even sterk remmen. Daarnaast moeten alle onderdelen goed bevestigd en niet beschadigd zijn. Ze mogen niet verroest zijn en ze mogen niet lekken. De remslangen mogen niet vervormd zijn en niet langs andere onderdelen schuren. Verlichting Voor aanhangwagens zijn er een paar andere regels voor verlichting dan voor personenauto’s. Zo is een achteruitrijlicht niet verplicht op een aanhangwagen tot 750 kg. Ook is stadslicht aan de voorkant en markeringslichten aan de voor- en achterkant alleen verplicht op bredere aanhangwagens. Zijmarkeringslichten zijn alleen verplicht op aanhangwagens langer dan 6 meter. Deze markeringslichten en stadslichten mogen wel aanwezig zijn op smallere en kortere aanhangwagens. Ook mogen er extra retroreflectoren worden aangebracht aan de voorkant (wit), achterkant (rood) en zijkant (ambergeel, achterste eventueel rood) van de aanhangwagen. Plaatsing en werking van verplichte verlichting Verlichting op een aanhangwagen moet aan de volgende regels voldoen: • Alle verlichting moet zo op de aanhangwagen geplaatst zijn dat deze goed te zien is, niet verward kan worden met andere verlichting en het formaat van de aanhangwagen goed benadrukt wordt. • Alle verplichte verlichting moet goed werken en moeten goed zijn bevestigd. De lichtopbrengst mag niet meer dan 25% zijn afgenomen door kapotte lampen of beschadigde/vieze lampglazen. De lampglazen mogen ook niet verwijderd zijn. • Alle lampen met dezelfde functie moeten er hetzelfde uitzien en symmetrisch links en rechts zijn aangebracht. • Alle verplichte retroreflectoren moeten goed reflecteren. Verboden verlichting Er mag geen andere verlichting dan de eerdergenoemde toegestane en verplichte verlichting aanwezig zijn op een aanhangwagen. Ook mag er geen verlichting in de aanhangwagen zijn aangebracht die naar buiten toe licht uitstraalt. Daarnaast mag het voertuig geen verlichting voeren zoals blauwe zwaai-, flits- of knipperlichten, ook niet als deze uitstaan. Dit geeft onnodige verwarring richting andere weggebruikers. Koppeling De koppeling is het onderdeel van de aanhangwagen dat zorgt voor de bevestiging aan de personenauto. Deze zit aan de trekboom of trekdriehoek (de dissel), het metalen frame aan de voorkant van de aanhangwagen. Om te zorgen dat de aanhangwagen niet zomaar los kan schieten, moet dit onderdeel in goede staat zijn, goed vastzitten en mag niet verbogen of gescheurd zijn. Om grote problemen te voorkomen als de aanhangwagen onverhoopt toch van de trekhaak afschiet tijdens het rijden, moet een aanhangwagen voorzien zijn van een losbreekreminrichting of hulpkoppeling. Deze mogen nooit allebei aanwezig zijn, omdat ze elkaars werking opheffen. Losbreekreminrichting De losbreekreminrichting zorgt ervoor dat de handrem van de aanhangwagen wordt aangetrokken zodra de aanhangwagen van de trekhaak afschiet. Het is een dun staalkabeltje dat verbonden zit met de handrem van de aanhangwagen en een haak of ring aan de personenauto. Zodra hier spanning op komt doordat de aanhangwagen loskomt, trekt deze eerst de handrem van de aanhangwagen aan en daarna knapt de kabel. De aanhangwagen komt dan los van de personenauto tot stilstand en kan niet meer op hol slaan. Dit hulpmiddel is verplicht op aanhangwagens met een maximummassa boven de 1500 kg. Hulpkoppeling Veel lichtere en alle ongeremde aanhangwagens zijn niet voorzien van een losbreekreminrichting. Deze moeten daarom verplicht voorzien zijn van een hulpkoppeling. Een hulpkoppeling zorgt juist dat er een verbinding blijft tussen de personenauto en de aanhangwagen, als deze van de trekhaak zou schieten. De hulpkoppeling is een dikkere stalen kabel die verbonden zit aan de carrosserie van de aanhangwagen en een haak of ring aan de personenauto. Deze stalen kabel knapt niet als er spanning op komt, maar houdt de aanhangwagen en de auto bij elkaar. Op die manier kun je met de personenauto en aanhangwagen zo snel mogelijk stoppen op een veilige plek. De rode kabel is de losbreekreminrichting. Deze is verplicht op aanhangwagens met een maximummassa boven de 1500 kg. De ronde kabel is de hulpkoppeling. Deze is verplicht op aanhangwagens waar geen losbreekreminrichting op aanwezig is. Naast de technische eisen moet je bij het gebruik van een aanhangwagen ook rekening houden met de gebruikseisen. Bijvoorbeeld de maximum afmetingen en gewichten van de lading. Trekken van een aanhangwagen Er mag altijd maar één aanhangwagen tegelijk worden voortbewogen door een personenauto. Daarnaast mag deze combinatie maximaal twee draaipunten hebben. Een aanhangwagen met maar één as heeft alleen een draaipunt bij de koppeling. Een aanhangwagen met twee assen kan er ook eentje hebben bij de voorste as. Een aanhangwagen met één draaipunt. Elke aanhangwagen moet vrij kunnen draaien achter de personenauto. Hij mag daarbij de personenauto niet raken met andere onderdelen dan de koppeling. Een aanhangwagen met twee assen niet direct naast elkaar heeft meestal twee draaipunten (aangegeven met de gele pijlen). Als de aanhangwagen haaks (in 90 graden) achter het trekkende voertuig staat, mag deze niet met andere onderdelen dan de koppeling in contact komen met dit trekkende voertuig. Hij moet dus vrij kunnen draaien. Daarnaast mogen alleen de wielen de grond raken tijdens het rijden. Zelfs als de aanhangwagen losschiet en door de hulpkoppeling aan de personenauto wordt gehouden. Draai daarom altijd het opdraaibare wiel goed op. Zorg er ook voor dat er geen losse kabels over de grond slepen. Lading Lading in of op een aanhangwagen moet goed genoeg vastgezet (of afgedekt) zijn. Ook moet deze zo verdeeld zijn dat dit geen risico vormt tijdens rijden, sturen en stevig remmen. Om lading goed te kunnen vervoeren moet je met een aantal zaken rekening houden: • Plaats zware lading zoveel mogelijk boven de as en zo laag mogelijk in de aanhangwagen. • Belaad de aanhangwagen symmetrisch, dus evenveel gewicht links als rechts en voor als achter. • Zet de lading goed vast. Losse lading kan grote problemen geven, zoals slingeren of zelfs kantelen van de aanhangwagen, of de lading kan eraf vallen. • Controleer na een stukje gereden te hebben, nogmaals of de lading goed vastzit. Zet zware lading altijd zoveel mogelijk boven de as van de aanhangwagen. Zorg dat lading goed verdeeld is tussen links en rechts. Daarnaast mag de lading geen scherpe uitstekende delen hebben. Andere, niet scherpe, uitstekende delen moeten worden afgeschermd als deze een gevaar kunnen opleveren voor andere weggebruikers. Lastdragers Op een aanhangwagen kan gebruik gemaakt worden van een lastdrager, bijvoorbeeld een fietsendrager op de trekboom of trekdriehoek. De regels voor deze lastdrager zijn hetzelfde als bij de personenauto. Kenteken Een aanhangwagen moet voorzien zijn van een kentekenplaat. De maximummassa van de aanhangwagen bepaalt hierbij of de aanhangwagen een eigen gele kentekenplaat krijgt, of dat deze een witte plaat krijgt met het kenteken van het trekkende voertuig. Er moet altijd een originele kentekenplaat op de aanhangwagen zitten. Je mag bijvoorbeeld niet gaan rijden met een handgeschreven kentekenplaat op de aanhangwagen. Moet je dus gaan rijden met een (lichte) aanhangwagen, regel dan op tijd een goede kentekenplaat. Uitstekende lading Net als bij een personenauto mag de lading op een aanhangwagen niet onbeperkt uitsteken. De maximale afmetingen van een aanhangwagen mogen nooit overschreden worden door de lading. Zo mag een aanhangwagen nooit hoger beladen worden dan 4,00 meter vanaf de grond. De regels van deelbare lading zijn hetzelfde als bij een personenauto. Bij ondeelbare lading zijn deze iets anders: • Zijkanten Alleen bij in de breedte ondeelbare lading mag deze buiten de maximale afmetingen van de aanhangwagen uitsteken. Dit mag, alleen als dit niet anders kan, tot een breedte van 3,00 meter. Steekt de lading meer dan 10 centimeter uit aan de zijkant, dan moet je deze markeren met een markeringsbord. Lading mag op een aanhangwagen nooit uitsteken voor de koppeling. Je mag zo niet gaan rijden. Steekt lading meer dan 10 cm uit aan de zijkanten van een aanhangwagen, dan is een markeringsbord verplicht. • Voorzijde Lading mag aan de voorzijde van een aanhangwagen nooit uitsteken, ook ondeelbare lading niet. Met de voorzijde wordt bedoeld het hart van de koppeling. Dit is het kommetje waar de trekhaak in valt. Wel moet je er rekening mee houden dat de lading nooit in de weg mag zitten bij het draaien van de auto of aanhangwagen. Steekt de lading boven de trekboom of trekdriehoek uit, dan kan dit al snel hinder opleveren. • Achterzijde Lading mag aan de achterzijde maximaal 1,00 meter uitsteken. In de lengte ondeelbare lading mag, als dit niet anders kan, verder uitsteken. Deze mag maximaal de helft van de lengte van de aanhangwagen uitsteken, met een maximum van 5,00 meter, gemeten vanaf de achterste as. Heb je bijvoorbeeld een aanhangwagen van 5,00 meter lang, dan mag ondeelbare lading maximaal 2,50 meter uitsteken vanaf de achterste as. Als de lading daarbij verder uitsteekt dan 1,00 meter achter de achterzijde van de aanhangwagen, moet deze zijn voorzien van een markeringsbord. Toegestane maximummassa’s Voor de aanhangwagens zonder eigen kenteken geldt een maximummassa van 750 kg of minder. Meestal zit op de aanhangwagen een typegoedkeuringsplaatje met hierop de maximummassa. Dit is het gewicht van de aanhangwagen plus lading. Hebben aanhangwagens een eigen kenteken, dan staat op het kentekenbewijs, het typegoedkeuringsplaatje en/of in het kentekenregister vermeld wat de maximummassa van deze aanhangwagen is. Deze gewichten heb je nodig om te bepalen welk rijbewijs nodig is voor deze combinatie. Daarnaast moet je controleren of jouw personenauto deze aanhangwagen wel mag trekken en hoeveel lading je maximaal mag vervoeren. Typegoedkeuringsplaatje op de aanhangwagen waarop de maximummassa en de maximale kogeldruk vermeld staan. Op de kentekencard van de personenauto staat hoe zwaar de aanhangwagen die door deze auto getrokken mag worden, maximaal mag zijn. Koppelingsdruk of kogeldruk Je moet bij een aanhangwagen rekening houden met de maximale last onder de koppeling, ook wel koppelingsdruk of kogeldruk genoemd. Dit is het gewicht dat op de trekhaak komt als de aanhangwagen is aangekoppeld. Zowel een te hoge als een te lage kogeldruk is gevaarlijk. Als de kogeldruk negatief is en de aanhangwagen dus de trekhaak omhoogtrekt, betekent dit dat de aanhangwagen aan de achterkant te zwaar beladen is. De aanhangwagen ligt minder stabiel op de weg en kan hierdoor sneller gaan slingeren. Een negatieve kogeldruk is niet toegestaan. Is de kogeldruk te hoog, dan betekent dit dat de aanhangwagen aan de voorkant te zwaar beladen is. De auto wordt aan de achterkant omlaaggedrukt en dit zorgt ervoor dat er minder druk op de voorste wielen komt. Omdat dit de sturende wielen zijn, is de auto minder goed bestuurbaar. Je kunt hierdoor sneller grip verliezen in de bochten. Een te lage kogeldruk zorgt ervoor dat een aanhangwagen sneller gaat slingeren. Een te hoge kogeldruk zorgt ervoor dat de personenauto minder goed bestuurbaar is. De maximale kogeldruk van de aanhangwagen kun je vinden op het typegoedkeuringsplaatje. De maximale kogeldruk van de trekhaak en de personenauto vind je in het instructieboekje. Worden hier verschillende waardes aangegeven, dan moet je de laagste waarde aanhouden als maximale kogeldruk. Voor aanhangwagens tot en met 750 kg is de kogeldruk maximaal 50 kg. Voor aanhangwagens boven de 750 kg zal de kogeldruk meestal tussen de 50 en 75 kg zijn. Ongeremde aanhangwagen Een ongeremde aanhangwagen remt niet zelf. Om te zorgen dat een personenauto een ongeremde aanhangwagen goed tot stilstand kan brengen, mag een ongeremde aanhangwagen geen hoge maximummassa hebben. Ze mogen: • nooit zwaarder zijn dan 750 kg; • nooit zwaarder zijn dan de helft van de rijklare massa van de personenauto. Geremde aanhangwagen Bij geremde aanhangwagens remt de aanhangwagen zelf mee zodra de personenauto remt. Dit gebeurt door middel van een ‘oplooprem’. Doordat de auto langzamer gaat rijden wordt er vooraan de dissel een soort veer ingedrukt die ervoor zorgt dat de remmen in werking treden. Oplooprem niet ingedrukt. Aanhangwagen remt nu niet. De personenauto remt. Oplooprem wordt ingedrukt. Aanhangwagen remt zelf af. Daarnaast hebben deze aanhangwagens een handrem aan de voorzijde. Deze kan als de aanhangwagen afgekoppeld is aangetrokken worden waardoor de aanhangwagen blijft staan. Bij een aan de personenauto gekoppelde aanhangwagen moet de handrem altijd naar beneden zijn. De losbreekreminrichting zit vast aan de handrem en trekt deze aan als de aanhangwagen losraakt van de personenauto. 7-polige of 13-polige stekker Het is belangrijk dat je bij het aankoppelen van een aanhangwagen niet vergeet om ook de stekker van de aanhangwagen achterin de stekkerdoos van de personenauto te steken. Alleen als deze goed gemonteerd is werkt de verlichting van de aanhangwagen zoals het hoort. Controleer altijd de verlichting voordat je gaat rijden. Let hierbij op dat de richtingaanwijzers aan de juiste kant gaan branden, dus niet op het trekkende voertuig rechts en op de aanhangwagen links. 7-polige stekker 13-polige stekker Omdat er meerdere stekkers bestaan, namelijk een 7-polige en een 13-polige, kan het zijn dat je een verloopstekker nodig hebt om de aanhangwagen goed aan te sluiten. Dat verschil zit in hoeveel verlichting er op de aanhangwagen zit, of dat er andere stroomvragende apparaten in de aanhangwagen of caravan aanwezig zijn zoals een koelkast. Ook de montage van deze twee stekkers is anders. De 7-polige stekker druk je in de contactdoos van de personenauto, de 13-polige stekker moet je erin draaien.