Weggebruikers zijn alle personen die gebruik maken van de weg. Zij worden ook wel verkeersdeelnemers of kortweg verkeer genoemd. Omdat niet voor alle weggebruikers dezelfde regels gelden, worden ze verder onderverdeeld. De eerste onderverdeling is in voetgangers en bestuurders. Verkeer Verkeer of verkeersdeelnemers is hetzelfde als weggebruikers. Weggebruikers Voetgangers, fietsers, bromfietsers, bestuurders van een gehandicaptenvoertuig, van een motorvoertuig of van een tram, ruiters, geleiders van rij- of trekdieren of vee en bestuurders van een bespannen of onbespannen wagen. Voertuigen Fietsen, bromfietsen, gehandicaptenvoertuigen, motorvoertuigen, trams en wagens. Voetgangers Voetgangers zijn in de eerste plaats personen te voet. Ook personen die te voet een motorfiets, bromfiets of fiets aan de hand meevoeren vallen onder de voetgangers. Hetzelfde geldt voor personen die zich voortbewegen door middel van voorwerpen die niet onder de voertuigen vallen, zoals een kinderstep, skateboard of skeelers. Iemand die zich voortbeweegt op skeelers valt onder de categorie voetgangers. Ook als je met een fiets aan de hand loopt, ben je een voetganger. Bestuurders Alle weggebruikers behalve voetgangers. Bestuurders Bestuurders zijn personen die iets besturen. Dit kan een voertuig zijn, maar bijvoorbeeld ook een rij- of trekdier zoals een paard. Ook iemand die met een paard aan de teugels loopt valt hieronder, net als begeleiders van vee. Uiteindelijk zijn alle weggebruikers die niet onder de voetgangers vallen, een bestuurder. Ook een rij-instructeur die rijles geeft of een examinator die een examen afneemt is een bestuurder. Alle weggebruikers die niet onder de voetgangers vallen, zijn bestuurders. Voetgangers + bestuurders = weggebruikers Bestuurders van gehandicaptenvoertuigen Bestuurders van gehandicaptenvoertuigen kunnen zowel onder de regels van voetgangers als bestuurders vallen. Dit is afhankelijk van waar ze rijden. Gehandicaptenvoertuig Voertuig dat is ingericht voor het vervoer van een gehandicapte, niet breder is dan 1,10 meter en niet is uitgerust met een motor, dan wel is uitgerust met een motor waarvan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid niet meer dan 45 km/u bedraagt en geen bromfiets is. Volgt een bestuurder van een gehandicaptenvoertuig de rijbaan of fietsstrook, het fietspad of het fiets-/bromfietspad, dan volgen ze de regels van bestuurders. Rijden ze echter over het trottoir of voetpad, of zijn ze bezig een weg over te steken van het ene trottoir of voetpad naar het andere, dan volgen ze de regels van de voetgangers. De bestuurder van het gehandicaptenvoertuig moet hier de regels volgen van de bestuurders. In deze situatie valt hij onder de voetgangers omdat hij op het trottoir rijdt. Bromfiets Een gemotoriseerd voertuig op twee, drie of vier wielen, dat niet harder kan en mag dan 45 km/u. Onder de bromfietsen vallen ook de brommobiel, snorfiets en speedpedelec. Brommobiel Een bromfiets op meer dan twee wielen, die is voorzien van een carrosserie. Een brommobiel is géén gehandicaptenvoertuig en weegt maximaal 350 kg. Snorfiets Bromfiets die volgens het kentekenregister is gemaakt voor een maximumsnelheid die niet meer is dan 25 km/u. Ook bijzondere bromfietsen zoals de Segway en de BSO bus vallen hieronder. Een elektrische fiets (ook wel fiets met trapondersteuning genoemd) valt hier niet onder. Speedpedelec Elektrische fiets met trapondersteuning waarvan de aandrijfkracht aanhoudt als het voertuig sneller rijdt dan 25 km/u. Dit is wat anders dan een normale elektrische fiets of fiets met trapondersteuning. Hierbij stopt de aandrijving bij 25 km/u. Omdat een speedpedelec onder de bromfietsen valt, mag de bestuurder ervan maximaal 45 km/u rijden. Motorvoertuigen Alle gemotoriseerde voertuigen behalve: • bromfietsen (dus ook brommobielen, snorfietsen en speedpedelecs) • fietsen met trapondersteuning • gehandicaptenvoertuigen • trams • metro’s • treinen Let op, bromfietsen en gemotoriseerde gehandicaptenvoertuigen vallen wél onder de motorrijtuigen! Bestuurders van motorvoertuigen Er zijn een aantal gemotoriseerde voertuigen die niet onder de motorvoertuigen vallen. Dat betekent ook dat bestuurders van deze voertuigen niet de regels volgen die gelden voor bestuurders van motorvoertuigen. Hierop is één uitzondering. Een brommobiel valt onder de bromfietsen en is daarmee géén motorvoertuig. Maar op de openbare weg moet een bestuurder van een brommobiel zich wel gedragen als een bestuurder van een motorvoertuig en ook deze regels volgen. Iets wat een bestuurder van een motorvoertuig niet mag, mag een bestuurder van een brommobiel dus ook niet. Bestuurders van fietsen, brom- en snorfietsen en speedpedelecs Niet alleen de bestuurder van een brommobiel volgt andere regels dan de bestuurders van ‘gewone’ bromfietsen. Een bestuurder van een snorfiets volgt in plaats daarvan de regels van de fietsen. Als er op een bord een fiets staat, geldt deze dus ook voor een bestuurder van een snorfiets, tenzij anders aangegeven. Bestuurders van speedpedelecs volgen juist wél de regels van de bromfietsen. Valt onder de categorie: Volgt de regels van: Brommobiel Bromfietsen Motorvoertuigen Snorfiets Bromfietsen Fietsen Speedpedelec Bromfietsen Bromfietsen Ruiters en geleiders van rij- of trekdieren of vee Deze groep valt onder de bestuurders. Het maakt hierbij niet uit of het gaat om een persoon óp een rij- of trekdier, of ernaast. Als je rijdt op een paard ben je een bestuurder. Maar als je loopt met een paard (of koe) aan een leidsel of deze op een andere manier begeleidt, ben je óók een bestuurder. Dit geldt voor alle rij- en trekdieren en vee. Omdat gewone huisdieren hier niet onder vallen, ben je gewoon een voetganger als je de hond uitlaat. Bestuurders van wagens Dit zijn bestuurders van bespannen of onbespannen wagens. Bespannen wagens zijn wagens met één of meerdere paarden ervoor. Onbespannen wagens zijn handkarren. Buiten deze twee voertuigen, vallen ook voetgangers die een optocht of colonne vormen onder de wagens. Hierbij moet je denken aan een uitvaartstoet van voetgangers, een carnavalsoptocht of een parade. Iedereen wil graag zo veilig mogelijk aan het verkeer deelnemen. Daarom is er voor iedere categorie weggebruikers een aparte plaats op de weg. Rijbaan Elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte met uitzondering van de fietspaden en de fiets-/bromfietspaden. Fietsstroken horen wel bij de rijbaan! Een rijbaan is dus het gedeelte tussen twee trottoirs of bermen. Rijstrook Door doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd gedeelte van de rijbaan. Deze moet wel zo breed zijn dat er een personenauto overheen kan rijden. Dit betekent dat een fietsstrook géén aparte rijstrook is. Kantstreep Streep op de buitenste rand van het wegdek. Deelstreep Streep die de rijbaan of weghelft voor één richting verdeelt in rijstroken. Asstreep Streep in het midden op de rijbaan. Deze verdeelt de rijbaan in een linker en rechter weghelft, één voor iedere rijrichting. Verdrijvingsvlak Deel van de weg dat gemarkeerd is met diagonale strepen. Bestuurders mogen hier geen gebruik van maken. Puntstuk Driehoekig vlak op het wegdek bij onder andere het begin van invoegstroken en het eind van uitrijstroken. Bestuurders mogen hier geen gebruik van maken. Doelgroepstrook Strook bedoeld voor een bepaalde doelgroep, zoals een busstrook. Dit wordt aangegeven met een bord of het woord ‘BUS’ of ‘LIJNBUS’ op het wegdek. Zoveel mogelijk rechts Voor bestuurders is de basisregel dat iedereen zoveel mogelijk rechts houdt. Dit betekent niet dat je altijd helemaal rechts rijdt. Soms is er een goede reden om verder naar links te rijden. Maar als deze reden er niet is, rijd je zoveel mogelijk rechts. Op een weg zonder rijstroken betekent dit dat je rechts van het midden rijdt, als de rijbaan hier breed genoeg voor is. Op een weg met rijstroken, rijd je in het midden op de rijstrook. Zijn er meerdere rijstroken waaruit je kunt kiezen, dan neem je in eerste instantie de rechterrijstrook. Als er aan de rechterzijde van de rijbaan geparkeerde personenauto’s staan, is het zonder tegemoetkomend verkeer niet noodzakelijk tussen de geparkeerde personenauto’s elke keer naar rechts op te schuiven. Hierdoor zou je teveel gaan zigzaggen zonder dat dit nut heeft. Blijf zoveel mogelijk in een vloeiende lijn rijden. Houd daarnaast voldoende ruimte (ongeveer een portierbreedte) tussen de geparkeerde auto’s en jouw voertuig. Dit voorkomt dat je een deur raakt als iemand deze ineens open doet. Probeer niet te gaan zigzaggen, maar rijd waar dit kan in een vloeiende rechte lijn. Daarnaast hoef je op een rotonde en in een file niet zoveel mogelijk rechts te rijden. Je mag in dat geval naar eigen inzicht de beste positie kiezen. Plaats op de weg voor voetgangers Voor voetgangers is de plaats op de weg het trottoir of voetpad. Als dit ontbreekt, gebruiken zij het fietspad of fiets-/bromfietspad. Als dit ook ontbreekt, gebruiken zij de berm of uiterste zijde van de rijbaan. Een uitzondering op deze regel vormen de voetgangers die zich voortbewegen door middel van voorwerpen zoals skates, skeelers, een skateboard of een step. Zij mogen zelf bepalen wat voor hen de veiligste plek is en mogen hierbij kiezen uit het trottoir of voetpad of het fietspad of fiets-/bromfietspad. Pas als dit allemaal ontbreekt mogen ze gebruikmaken van de rijbaan. Fietspad of fiets-/bromfietspad Van de rijbaan losliggend pad bestemd voor fietsers en snorfietsers (fietspad) of fietsers, snorfietsers, bromfietsers en speedpedelecs (fiets-/bromfietspad). Fietsstrook Door doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd gedeelte van de rijbaan waarop afbeeldingen van een fiets zijn aangebracht. • Fietsstroken met onderbroken strepen mogen gebruikt worden door andere bestuurders dan fietsers en snorfietsers om voor te sorteren of uit te wijken. Hierbij mogen fietsers en snorfietsers niet gehinderd worden. • Fietsstroken met een doorgetrokken streep mogen alleen gebruikt worden door fietsers, snorfietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen. Hier mag je als automobilist niet op rijden, ook niet om voor te sorteren. Een rijbaan met een fietsstrook, te herkennen aan de afbeeldingen van fietsen op het wegdek. Een rijbaan met een suggestie(fiets)strook. De afbeeldingen van de fietsen ontbreken hier waardoor de strook geen wettelijke betekenis heeft. Speciale bromfietsen BSO-bus Onder deze groep vallen voertuigen zoals de Segway en de BSO-bus. Bestuurders van deze voertuigen moeten dezelfde plaats op de weg en maximumsnelheid aanhouden als snorfietsers. Ze hebben geen helmplicht, maar er geldt wel een minimumleeftijd van 16 jaar. Plaats op de weg voor fietsers en snorfietsers Fietsers, snorfietsers en bestuurders van speciale bromfietsen moeten het verplichte fietspad of het verplichte fiets-/bromfietspad gebruiken. Als dit ontbreekt, gebruiken zij de rijbaan. Het is voor snorfietsers in sommige gevallen niet toegestaan om gebruik te maken van het verplichte fietspad. Dit moet dan wel aangegeven zijn met een onderbord. Fietsers mogen daarnaast kiezen om het onverplichte fietspad te gebruiken. Voor snorfietsers is dit pad verboden terrein, tenzij ze hun verbrandingsmotor uitgeschakeld hebben, of voorzien zijn van een elektromotor. G-11 Verplicht fietspad G-12a Verplicht fiets-/bromfietspad G-13 Onverplicht fietspad Bestuurders van fietsen op meer dan twee wielen of fietsen met een aanhangwagen, die met inbegrip van lading breder zijn dan 0,75 meter, mogen er altijd voor kiezen om de rijbaan te gebruiken. Dit kunnen bijvoorbeeld brede bakfietsen of fietstaxi’s zijn. In de meeste gevallen moeten snorfietsers de regels volgen van fietsers. Hierin zijn een paar belangrijke uitzonderingen. Ze mogen geen gebruik maken van het onverplichte fietspad als hun verbrandingsmotor aan staat. Ook mogen ze niet, zoals fietsers, met zijn tweeën naast elkaar of naast een fietser rijden. Fietsers mogen met zijn tweeën naast elkaar fietsen. Een snorfietser mag niet naast een fietser rijden. Twee snorfietsers mogen ook niet naast elkaar rijden. Brombakfiets Bromfiets met twee wielen aan de voorkant en eentje aan de achterkant. Deze is alleen bedoeld voor het vervoer van de bestuurder en van goederen. Eventueel kan er achter de bestuurder nog een passagier zitten. Plaats op de weg voor bromfietsers (en bestuurders van speedpedelecs) Bromfietsers moeten het verplichte fiets-/bromfietspad gebruiken. Als dit ontbreekt, gebruiken zij de rijbaan. Omdat bestuurders van speedpedelecs dezelfde regels moeten volgen, geldt dit ook voor hen. Bestuurders van bromfietsen op meer dan twee wielen of bromfietsen met aanhangwagen, die met inbegrip van lading breder zijn dan 0,75 meter, mogen er altijd voor kiezen om de rijbaan te gebruiken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een brombakfiets. Op veel plekken binnen de bebouwde kom is het door het ontbreken van verplichte fiets-/bromfietspaden voor bromfietsers verplicht om gebruik te maken van de rijbaan. Dit wordt vaak door middel van borden aangegeven. D-103 Bromfietsers moeten het bord aan de rechterzijde voorbijrijden. Deze staat meestal op de plek waar de bromfietser het fiets-/bromfietspad op moet. D-104 Bromfietsers moeten het bord aan de linkerzijde voorbijrijden. Deze staat meestal op de plek waar de bromfietser de rijbaan op moet. Plaats op de weg van gehandicaptenvoertuigen Bestuurders van een gehandicaptenvoertuig mogen zelf bepalen waar zij het veiligst kunnen rijden. Dit mag het trottoir of voetpad zijn, maar ook het fietspad, fiets-/bromfietspad of de rijbaan. Ze mogen ook gebruik maken van de fietsstrook op de rijbaan. Welke regels ze moeten volgen is afhankelijk van waar ze rijden. Als ze op het voetpad of trottoir rijden, of oversteken van het ene voetpad of trottoir naar het andere, vallen ze onder de regels van de voetgangers. De maximumsnelheid is in dat geval 6 km/u. Rijden ze op een fietspad of fiets-/bromfietspad, of op de rijbaan, dan vallen ze onder de regels van de bestuurders. In dat laatste geval gelden de maximumsnelheden zoals deze ook gelden voor de bromfiets. Plaats op de weg van ruiters Ruiters moeten verplicht het ruiterpad gebruiken. Als dit ontbreekt, mogen ze naar eigen inzicht gebruikmaken van de berm of de rijbaan. Kiezen ze voor de rijbaan, dan mogen ze niet naast elkaar rijden. Plaats op de weg voor colonnes, optochten en uitvaartstoeten Groepen voetgangers mogen als zij in een grote georganiseerde groep lopen zoals een colonne, optocht of uitvaartstoet, de rijbaan gebruiken. Dit is echter niet verplicht. Plaats op de weg voor overige bestuurders Alle niet genoemde bestuurders (bestuurders van motorvoertuigen en brommobielen) volgen de rijbaan. Plaats op de weg bij een brede middenberm Rijbanen zijn soms door een (brede) middenberm gescheiden. In dat geval wordt vaak door borden aangegeven welke rijbaan je moet volgen. Is dit niet het geval, maak dan zoveel mogelijk gebruik van de rechterrijbaan. Ondanks de brede middenberm is ook hier sprake van maar één weg waarbij jouw positie zoveel mogelijk rechts is. Als rijbanen gescheiden zijn door een brede middenberm, maak je normaal gesproken gebruik van de rechterrijbaan. Je moet deze rijbanen zien als éénrichtingswegen. Soms mogen gescheiden rijbanen in beide richtingen gebruikt worden. Dit wordt aangegeven door bord C-5 . Invoegstrook Rijstrook die bestemd is voor bestuurders die de doorgaande rijbaan op willen rijden. Deze strook hoort niet bij de doorgaande rijbaan. Tussen de doorgaande rijbaan en de invoegstrook ligt blokmarkering. Uitrijstrook Rijstrook die bestemd is voor bestuurders die de doorgaande rijbaan willen verlaten. Deze strook hoort niet bij de doorgaande rijbaan. Tussen de doorgaande rijbaan en de uitrijstrook ligt blokmarkering. Weefstrook Een gecombineerde invoeg- en uitrijstrook. Deze strook wordt zowel gebruikt door bestuurders die de doorgaande rijbaan willen oprijden, als bestuurders die deze willen verlaten. De combinatie van dit invoegende en uitrijdende verkeer noemen we weven. Vluchtstrook Extra weggedeelte rechts naast de doorgaande rijbaan van een autosnelweg, afgescheiden door middel van een doorgetrokken streep. Gebruik is alleen toegestaan in geval van nood, of bij openstelling als spitsstrook. Spitsstrook Een strook die in de spits gebruikt kan worden als extra rijstrook. Dit kan een smallere strook zijn aan de linkerkant van de rijbaan, maar ook de vluchtstrook. Buiten de spits is deze strook dicht, of in gebruik als vluchtstrook. Of de strook wel of niet in gebruik is als rijstrook wordt aangegeven met groene pijlen (open) of rode kruisen (dicht) en met borden langs de weg. De maximumsnelheid kan bij een geopende spitsstrook extra worden verlaagd, bijvoorbeeld van 100 km/u naar 80 km/u. Is de vluchtstrook in gebruik als spitsstrook, dan mag de doorgetrokken streep links naast deze strook overschreden worden. Spitsstrook open Spitsstrook vrijmaken Einde spitsstrook Bij het inhalen rijd je een ander rijdend voertuig voorbij. Dit kan bijvoorbeeld zijn via een andere rijstrook in dezelfde richting, of via het weggedeelte voor tegemoetkomend verkeer. Vooral in dit laatste geval kan inhalen best riskant zijn. De basisregel voor het inhalen is dat het aan de linkerkant moet gebeuren. Basisregel inhalen Inhalen moet normaal gesproken aan de linkerkant. Rechts inhalen verplicht Er bestaan een aantal uitzonderingen op de regel dat je links moet inhalen. Soms mag links inhalen zelfs niet. Dat is het geval als de bestuurder die je wilt gaan inhalen, heeft aangegeven links af te willen slaan en hiervoor is voorgesorteerd. Kan dit op een veilige manier en heeft dit nut, dan mag je deze bestuurder rechts inhalen. Hiervoor mag je eventueel een fietsstrook met onderbroken streep gebruiken. De lesauto mag de rode auto die links af wil slaan niet links inhalen. Rechts inhalen mag wel en kan zorgen voor een goede doorstroming. Rechts inhalen toegestaan De andere uitzonderingen op de basisregel dat je links moet inhalen zijn: • Fietsers moeten elkaar links inhalen, maar mogen andere bestuurders rechts inhalen. • Bestuurders mogen een tram zowel rechts als links inhalen, afhankelijk van de ruimte. • Bestuurders die zich rechts van de blokmarkering bevinden, mogen bestuurders die zich links van deze markering bevinden rechts inhalen. • In geval van filevorming over meerdere rijstroken in dezelfde richting mag je zowel rechts als links inhalen. • Vlak voor en op een rotonde mag je zowel rechts als links inhalen. De tram mag hier rechts ingehaald worden. Rechts van de blokmarkering inhalen is toegestaan. In fileverkeer mag er ook rechts ingehaald worden. Vlak voor en op de rotonde mag je rechts inhalen. Inhalen verboden Er zijn ook situaties waarbij het absoluut niet toegestaan is om in te halen, aan welke kant dan ook. Inhalen is in de volgende gevallen verboden: • Vlak voor of op een voetgangersoversteekplaats (ook wel zebrapad genoemd). • Als je een doorgetrokken streep tussen de rijstroken moet overschrijden, tenzij er aan jouw kant van de doorgetrokken streep een onderbroken streep ligt. • Als dit door borden wordt aangegeven. • Als je zelf al wordt ingehaald. • Als dit op enige wijze gevaar of hinder kan veroorzaken, denk hierbij aan onoverzichtelijke plekken of bij slecht zicht door mist of neerslag. Vlak voor of op een voetgangersoversteekplaats mag je niet inhalen. Als dit bord (F-1) langs de kant van de weg staat, mogen motorvoertuigen elkaar niet inhalen. Inhalen is een gevaarlijke manoeuvre. Vooral als je hierbij over het weggedeelte van tegemoetkomend verkeer moet. Schat iemand een inhaalmanoeuvre verkeerd in, dan eindigt dit regelmatig in een frontale aanrijding. Deze aanrijdingen zorgen vaak voor zwaargewonden, of zelfs doden. Voor inhalen geldt: bij twijfel, niet doen! Haal daarnaast alleen in als inhalen echt nut heeft. Gedragscode motorrijders in de file Motorrijders mogen tijdens file op de autosnelweg de file inhalen. Ze mogen dit alleen doen tussen de twee meest links gelegen rijstroken. Ze mogen niet meer dan 10 km/u sneller rijden dan het overige verkeer. Als de file weer op gang komt moeten ze weer tussenvoegen. Let dus op motorrijders in de file! Ga indien nodig iets verder aan de kant van de rijstrook rijden om ruimte voor ze te maken. Kruispunt Samenkomst of splitsing van wegen. Op een kruispunt is het mogelijk om van richting te veranderen. Daarmee wordt bedoeld dat je links of rechts kan en mag afslaan. Kruispunten kunnen op allerlei verschillende manieren worden vormgegeven. Kruising Samenkomst van wegen waarbij het niet mogelijk of toegestaan is om van richting te veranderen. Je mag of kan hier alleen rechtdoor rijden. Overweg Kruising van een weg en een spoorweg. Een spoorvoertuig zoals een trein of metro heeft op zo’n overweg altijd voorrang. Op een kruispunt kan en mag je van richting veranderen. Op een kruising kan, of mag, je niet van richting veranderen. Kruispunten, kruisingen en overwegen zijn plekken waar jij als bestuurder andere weggebruikers kunt kruisen of tegenkomen. Een belangrijke regel is dat je een kruispunt, kruising of overweg nooit mag blokkeren. Dat betekent dat je deze pas mag oprijden zodra je deze ook direct weer kunt vrijmaken. Twijfel je hieraan, wacht dan vóór het kruispunt, de kruising of overweg tot er voldoende ruimte is voorbij dit punt. De lesauto mag dit kruispunt nog niet oprijden. Pas als hij deze direct weer vrij kunt maken mag je doorrijden. Om de doorstroming te bevorderen mag de lesauto die links afslaat hier het kruispunt vast oprijden. Een uitzondering hierop is een kruispunt waarbij je je kunt opstellen tussen de verkeersstromen. Dit kan door de aanwezigheid van een brede middenberm, of ruimte tussen voetgangersoversteekplaatsen of fietspaden en de rijbaan in. Ook als je groen hebt en bij het afslaan naar links moet wachten op tegemoetkomend verkeer, kan het noodzakelijk zijn voor de doorstroming om vast het kruispunt op te rijden. Dit mag alleen als je hierbij geen verkeersstromen blokkeert of gevaar of hinder veroorzaakt. Stel je vóór en op kruispunten altijd zo op, dat aanwezige grotere voertuigen voldoende ruimte hebben om te manoeuvreren. Denk bijvoorbeeld aan vrachtauto’s en bussen die willen afslaan en hierbij extra ruimte nodig hebben in de binnenbocht. Als je niet rechtdoor wilt rijden op een kruispunt, maar links of rechts wilt afslaan, dan is het belangrijk dat je aangeeft wat je van plan bent. Dit doe je door op tijd richting aan te geven en op de juiste manier voor te sorteren. Ander verkeer kan hier dan op anticiperen. Anticiperen Rekening houden met de mogelijkheid dat je ergens op moet gaan reageren en hier soms al voorbereidende handelingen voor doen. Als je ziet dat er verderop iemand remt, laat je bijvoorbeeld alvast je gas los. Dan anticipeer je op wat je voor je ziet gebeuren. Richting aangeven Het is belangrijk dat je op tijd richting aangeeft. Dit is afhankelijk van de snelheid die je rijdt en de situatie terplekke. Als richtlijn kun je de volgende afstanden aanhouden: • Binnen de bebouwde kom: 100 meter voor de afslag. • Buiten de bebouwde kom: 200 meter voor de afslag. • Op autosnelwegen: 300 meter voor de afslag. Richting aangeven doe je in een personenauto met je richtingaanwijzer. Op sommige voertuigen zit echter geen richtingaanwijzer, zoals een fiets en sommige brom- of snorfietsen. Bestuurders moeten in dat geval een teken geven met hun arm. Richting aangeven op rotondes Het niet (op tijd) aangeven van richting op rotondes is een grote ergernis voor veel bestuurders. Voorkom deze ergernis door: • Al voor de rotonde richting aan te geven naar rechts als je de rotonde bij de eerste afslag wilt verlaten. • Al voor de rotonde richting aan te geven naar links als je de rotonde pas ná de tweede afslag wilt verlaten. • Altijd richting aan te geven naar rechts zodra je de laatste afslag waar je niet af wilt, voorbij rijdt. Dus ongeveer een kwart rotonde van tevoren. Richting aangeven op weefstroken Op gecombineerde in- en uitrijstroken (weefstroken) is het belangrijk dat je op tijd aangeeft of je de strook wilt verlaten of wilt blijven volgen. Wil je gaan invoegen, dan geef je richting aan naar links zodra er ruimte is om in te voegen. Maar wil je niet invoegen en blijf je de weefstrook volgen, geef dan vóór het begin van de blokmarkering aan dat je op de weefstrook blijft rijden, door richting aan te geven naar rechts. Voorsorteren Voordat je gaat afslaan moet je indien mogelijk voorsorteren. Dit doe je op de volgende manier: • Afslaan naar rechts Hierbij ga je op tijd zoveel mogelijk aan de rechterzijde rijden. Je mag hierbij gebruik maken van een fietsstrook met onderbroken streep. Hierbij mag je geen hierop rijdende fietsers, snorfietsers of bestuurders van gehandicaptenvoertuigen hinderen. Heeft de fietsstrook een doorgetrokken streep, dan mag je deze niet gebruiken. Het is niet toegestaan voor te sorteren op een fietsstrook met een doorgetrokken streep. Een fietsstrook met onderbroken streep mag gebruikt worden bij het voorsorteren. • Afslaan naar links Hierbij ga je op tijd zoveel mogelijk tegen de wegas aan rijden. Zorg er bij links afslaan voor dat je niet met ingestuurde wielen stil komt te staan tegen de wegas. In het geval van een aanrijding van achteren komt jouw voertuig dan op de andere weghelft terecht. Is er sprake van een volledige éénrichtingsweg, dan ga je aan de linkerzijde rijden. Is de éénrichtingsweg niet volledig, omdat deze bijvoorbeeld door fietsers wel vanaf de andere kant ingereden mag worden, dan moet je hier ruimte voor laten. Dit betekent dat je dan voorsorteert tegen de wegas aan. Bij het links afslaan sorteer je voor tegen de wegas aan. Bij een volledige eenrichtingsweg sorteer je aan de linkerkant van de weg voor. C-3 met onderbord Geen volledige éénrichtingsweg. Niet helemaal links voorsorteren. C-3 met onderbord Geen volledige éénrichtingsweg. Niet helemaal links voorsorteren. C-3 Volledige éénrichtingweg Helemaal links voorsorteren • Afslaan op een kruispunt met meerdere rijstroken in dezelfde richting Hierbij ga je op tijd op de juiste rijstrook rijden. Dit is normaal gesproken de rechterrijstrook van die richting, tenzij het voor de doorstroming of de situatie na het kruispunt handiger is om de linkerrijstrook te kiezen. Bijvoorbeeld omdat je direct na dit kruispunt links af wilt slaan, of omdat je langzamer verkeer wilt inhalen. Als je geen reden hebt om op de linkerrijstrook voor te sorteren, neem je altijd de rechterrijstrook. Hier heb je een goede reden (het inhalen van de vrachtauto) om de linkerrijstrook te gebruiken. Maximumsnelheden worden meestal aangegeven door middel van borden. Maar het is zeker niet zo dat je ook altijd en overal de maximumsnelheid kunt gaan rijden. Er zijn genoeg redenen te bedenken om af te moeten wijken van deze snelheid. Zo wordt er van je verwacht dat je rekening houdt met de volgende factoren: • De aard en gesteldheid van de weg, denk aan drempels of kuilen. • De weersomstandigheden, denk aan gladheid, regen en mist. • De toestand van het voertuig, denk aan het wel of niet hebben van winterbanden in de winter. • De drukte op de wegen. Er wordt van jou verwacht dat je het inzicht hebt om de juiste snelheid te bepalen per situatie. Je moet in staat zijn jouw voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover je de weg kan overzien en waarover deze vrij is. Het wordt van jou verwacht dat je hier je snelheid en afstand tot je voorganger op aanpast. Aanhangwagen Voertuig dat door een voertuig wordt voortbewogen of kennelijk bestemd is om op die manier te worden voortbewogen. Opleggers vallen ook onder de aanhangwagens. Personenauto Motorvoertuig op vier of meer wielen, ingericht voor het vervoer van personen. Een personenauto heeft niet meer dan acht zitplaatsen voor passagiers, de bestuurderszitplaats niet meegerekend. Een personenauto is geen motorrijtuig met beperkte snelheid of gehandicaptenvoertuig. Bedrijfsauto Motorvoertuig op vier of meer wielen, ingericht voor het vervoer van goederen of het uitvoeren van werkzaamheden. Een bedrijfsauto is geen motorrijtuig met beperkte snelheid of gehandicaptenvoertuig. Bestelauto Motorvoertuig bestemd voor het vervoer van goederen, waarvan de toegestane maximummassa niet meer is dan 3500 kg. Dit is dus geen vrachtauto. Vrachtauto Motorvoertuig, niet ingericht voor het vervoer van personen, waarvan de toegestane maximummassa meer bedraagt dan 3500 kg. Autobus Motorvoertuig bestemd voor het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder niet meegerekend. T100-bus Autobus die een aantekening op het kentekenbewijs of in het kentekenregister heeft waaruit blijkt dat hij in aanmerking komt voor een verhoogde maximumsnelheid van 100 km/u. Dit is aan de buitenkant van de bus niet altijd te zien. De meesten zijn voorzien van een ronde sticker met een rode rand en het getal 100 erin. Denk hierbij aan touringcars. Lijnbus Motorvoertuig dat gebruikt wordt voor het verrichten van openbaar vervoer. Erf Een gebied aangegeven door bord G-5. In dit gebied wonen veel mensen en spelen veel kinderen. De maximumsnelheid is 15 km/u. Voetgangers mogen de wegen binnen een erf over de volledige breedte gebruiken. Binnen de bebouwde kom Gebied binnen de grenzen van een dorp of stad. Aangegeven door bord H-1 met hierop de naam van het dorp of de stad die je inrijdt. De maximumsnelheid is 50 km/u. Buiten de bebouwde kom Gebied buiten de grenzen van een dorp of stad. Aangegeven door bord H-2 met hierop de naam van het dorp of de stad die je verlaat. De maximumsnelheid is 80 km/u. Autoweg Weg aangeduid door bord G-3 waarbij de maximumsnelheid geldt van 100 km/u, tenzij anders aangegeven*. Langs autowegen gelegen parkeerplaatsen, tankstations en bushalteplaatsen zijn geen onderdeel van de autoweg. Een autoweg met maar één rijbaan is te herkennen aan een groene asstreep. Autosnelweg Weg aangeduid door bord G-1 waarbij de maximumsnelheid geldt van 130 km/u, tenzij anders aangegeven*. Langs autosnelwegen gelegen parkeerplaatsen, tankstations en bushalteplaatsen zijn geen onderdeel van de autosnelweg. Autosnelwegen zijn voorzien van een vluchtstrook. * Langs de auto(snel)weg kunnen borden staan die aangeven dat de maximumsnelheid verlaagd is. Dit kan tussen bepaalde tijden zijn, bijvoorbeeld tussen 06:00 en 19:00 uur. Maar het kan ook een vaste verlaagde maximumsnelheid zijn, die dag en nacht geldt. Snelheden binnen de bebouwde kom Binnen de bebouwde kom gelden de volgende maximumsnelheden: • Voor motorvoertuigen: 50 km/u. Ook op autowegen binnen de bebouwde kom! • Voor motorvoertuigen met beperkte snelheid, zoals landbouwtrekkers: 40 km/u*. • Voor bromfietsen, speedpedelecs en gehandicaptenvoertuigen uitgerust met een motor: • op de rijbaan: 45 km/u; • op het fiets-/bromfietspad: 30 km/u, dit geldt ook voor gehandicaptenvoertuigen op het fietspad. • Voor snorfietsen: 25 km/u. • Voor brommobielen: 45 km/u. • Voor gehandicaptenvoertuigen op het trottoir of voetpad: 6 km/u. Binnen de bebouwde kom is de maximumsnelheid 50 km/u. Buiten de bebouwde kom is de maximumsnelheid 80 km/u. Snelheden buiten de bebouwde kom Buiten de bebouwde kom gelden de volgende maximumsnelheden: • Motorvoertuigen op autosnelwegen: 130 km/u. • Motorvoertuigen op autowegen: 100 km/u. • Motorvoertuigen op andere wegen: 80 km/u. Hierop zijn wat uitzonderingen afhankelijk van het voertuig: • Vrachtauto’s en normale autobussen: 80 km/u; • T-100 bussen op auto(snel)wegen: 100 km/u; • Motorvoertuigen (tot 3500 kg) met aanhangwagen (tot 3500 kg) op auto(snel)wegen: 90 km/u; • Motorvoertuigen met beperkte snelheid, zoals landbouwtrekkers: 40 km/u*. • Bromfietsers, speedpedelecs en gehandicaptenvoertuigen uitgerust met een motor: • op de rijbaan: 45 km/u; • op het fiets-/bromfietspad: 40 km/u, dit geldt ook voor gehandicaptenvoertuigen op het fietspad. • Snorfietsen: 25 km/u. • Brommobielen: 45 km/u. • Gehandicaptenvoertuigen op het trottoir of voetpad: 6 km/u. * De maximumsnelheid van landbouwvoertuigen is afhankelijk van de inrichting van de weg en kan dus in bepaalde situaties lager zijn. Wettelijk gezien is deze echter 40 km/u. De exacte regelgeving hiervan wordt niet bevraagd. Gebruikmaken van de openbare weg betekent niet alleen dat je erop rijdt, maar ook dat je erop parkeert of stilstaat. Er kunnen veel redenen zijn om stil te gaan staan. We onderscheiden hierin het vrijwillig stilstaan en het onvrijwillig stilstaan (stoppen). Stoppen om iemand voor te laten bij een voetgangers-oversteekplaats (zebrapad) valt onder onvrijwillig stilstaan. Dit is toegestaan en zelfs verplicht. Stoppen om een passagier te laten in- of uitstappen valt onder vrijwillig stilstaan. Dit is niet toegestaan hier omdat je binnen vijf meter van een oversteekplaats staat. Onvrijwillig stilstaan (stoppen) Onvrijwillig stilstaan (of stoppen) betekent dat je stilstaat uit verkeersnoodzaak. Bijvoorbeeld omdat je iemand voorrang moet verlenen of moet wachten voor een verkeerslicht, omdat je in de file staat, of omdat de brug open staat. De belangrijkste regel bij onvrijwillig stilstaan is dat je zo min mogelijk hinder veroorzaakt tijdens het stilstaan. Je mag geen wegen of paden blokkeren. Je mag bijvoorbeeld niet stilstaan op een kruispunt of overweg, een fietspad, fiets-/bromfietspad of oversteekplaats. Ook mag je je tijdens het stilstaan niet bevinden op het weggedeelte voor tegemoetkomend verkeer. Vrijwillig stilstaan Onder vrijwillig stilstaan valt het stilstaan om een passagier te laten in- of uitstappen, of om goederen te laden of lossen. Belangrijk bij dit laatste is dat de goederen wel van enig gewicht of enige omvang moeten zijn. De auto ergens neerzetten om een brief te posten valt hier niet onder. Voor het stilstaan mag je normaal gesproken beide zijden van de weg gebruiken, maar de rechterzijde van de weg heeft de voorkeur omdat dit meestal veiliger is. Stilstaan is op de volgende plekken niet toegestaan: • Op een kruispunt of overweg. • Op een fietsstrook of op de rijbaan naast een fietsstrook. • Op een oversteekplaats of binnen een afstand van vijf meter daarvan. • In een tunnel. • Bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering of, als deze markering ontbreekt, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord. Let op, hierop is één uitzondering: het stilstaan om direct passagiers te laten in- of uitstappen mag bij een bushalte wel. • Op de rijbaan naast een busstrook. • Naast een gele doorgetrokken streep, meestal te vinden op trottoirbanden. • Op plekken waar dit door borden is verboden. Dit bord E-2 betekent ‘verboden stil te staan’. Deze geldt niet voor de aanwezige parkeervakken en -havens. Hier stilstaan mag dus wel. Op een fietsstrook is zowel parkeren als stilstaan verboden. Dit geldt ook voor de rijstrook naast de fietsstrook. Hier stilstaan mag dus niet. Ook mag je niet stilstaan op plaatsen waar je niet mag komen met jouw voertuig, zoals het trottoir, verdrijvingsvlakken, puntstukken en doelgroepstroken voor andere doelgroepen zoals een busstrook. Bord E-2 geeft een verbod aan om stil te staan aan die zijde van de rijbaan. Stilstaan is in dat geval wel toegestaan op plekken die daarvoor bedoeld zijn, zoals parkeervakken, parkeerstroken en -havens, of in de berm. Sta je stil zonder verkeersnoodzaak, maar ben je ook niet aan het laden of lossen of een passagier aan het laten in- of uitstappen, dan valt dit onder parkeren. Sta je bijvoorbeeld te wachten op een passagier, dan ben je aan het parkeren, totdat deze passagier ook daadwerkelijk aan het instappen is. Sta je langs de kant van de weg om even te telefoneren, de kaart te controleren, de weg te vragen of even een berichtje te lezen, dan valt dit allemaal onder parkeren. Parkeerhaven of parkeerstrook Langs de rijbaan gelegen verharding die is bestemd voor stilstaande of geparkeerde voertuigen. Parkeren Het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk laten in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen. Op alle plekken waar je niet mag stilstaan, mag je ook niet parkeren. Daarnaast is parkeren ook niet toegestaan op deze plekken: • Binnen vijf meter van een kruispunt. • Voor een inrit of een uitrit, ook niet als dit jouw eigen uitrit is. • Buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg, in de berm mag dus wel. • Naast een onderbroken gele streep, meestal te vinden op trottoirbanden. • Naast een ander geparkeerd voertuig waardoor je dubbel geparkeerd staat. • Op een door borden met een P aangegeven parkeerplaats buiten de parkeervakken, als deze vakken er zijn. • Binnen een erf buiten de parkeervakken. Parkeerplaatsen met aangegeven parkeervakken worden meestal aangegeven met het bord E-4. Als dit zo is, dan is het alleen toegestaan om binnen deze parkeervakken te parkeren. Buiten de vakken parkeren is verboden. Naast een gele onderbroken streep mag je niet parkeren. Laden en lossen, dus stilstaan, mag hier wel. Parkeren voor een uitrit is niet toegestaan. Stilstaan mag hier wel. Daarnaast kan parkeren ook alleen toegestaan zijn onder bepaalde voorwaarden. Zo kan er een vergunning noodzakelijk zijn, of mag je alleen parkeren met een bepaald voertuig of op een bepaald tijdstip. Bij bord E-7 (het laden en lossen bord) is parkeren zelfs helemaal niet toegestaan, ondanks dat er een P op het bord staat. E-9 Alleen bestuurders met een vergunning mogen hier parkeren. E-8 Alleen bestuurders van vrachtauto’s mogen hier parkeren. E-4 Parkeren mag hier alleen binnen de aangegeven tijdstippen. E-7 Parkeren is hier niet toegestaan. Je mag alleen laden en lossen of passagiers laten in- of uitstappen. Parkeren tijdens opladen Sommige parkeerplekken zijn speciaal bedoeld voor het opladen van elektrische auto’s. Hier parkeren met een ander voertuig is niet toegestaan. Ook ben je verplicht je voertuig te verplaatsen zodra deze opgeladen is. Bord E-1 geeft een verbod aan om te parkeren aan die zijde van de rijbaan, of indien dit bord is uitgevoerd als een zone bord, binnen de hele zone aan beide zijden op de rijbaan. Parkeren is in dat geval wel toegestaan op plekken die daarvoor bedoeld zijn, zoals parkeervakken, -stroken en -havens, of de berm. E-1 Verboden te parkeren aan de zijde van de rijbaan waar het bord geplaatst is E-1 zonebord Verboden te parkeren aan beide zijden van de rijbaan binnen de hele zone. Let op! Stilstaan of parkeren op plekken waar dit gevaar of onnodige hinder veroorzaakt, is altijd verboden. Driewielig motorvoertuig Voertuig dat volgens het kentekenregister een driewielig motorrijtuig is. Bijvoorbeeld een trike. Dit is geen motorrijtuig met beperkte snelheid of gehandicaptenvoertuig. In tegenstelling tot wat de naam doet denken, kan een voertuig dat zo geregistreerd staat zelfs vier wielen hebben in plaats van drie. Denk hierbij aan een quad. Motorfiets Motorvoertuig op twee wielen met of zonder zijspan- of aanhangwagen. Parkeerschijfzone Via borden kan er ook een parkeerschijfzone worden aangegeven. Dit is een zone waarin je alleen mag parkeren op aangegeven parkeerplaatsen. Deze zijn te herkennen aan het bord met een P. Ook mag je parkeren op plaatsen voorzien van een blauwe streep. Sta je met een motorvoertuig op meer dan twee wielen naast zo’n blauwe streep geparkeerd, dan ben je verplicht om een parkeerschijf achter je voorruit te plaatsen. Deze mag niet achter een andere ruit dan de voorruit en moet goed zichtbaar zijn. Op de parkeerschijf geef je aan op welk tijdstip je bent begonnen met parkeren. Dit tijdstip mag je afronden naar boven op het eerstvolgende hele of halve uur. Je mag niet op een later tijdstip de parkeerschijf opnieuw instellen. Als de aangegeven maximale parkeerduur is verstreken, is langer parkeren niet meer toegestaan. Je mag alleen naast deze blauwe streep parkeren als je gebruik maakt van een ingestelde parkeerschijf. Links de parkeerschijf, rechts het bord dat aangeeft dat je een parkeerschijfzone inrijdt. De parkeerlimiet is hier 2 uur (2h). Gehandicaptenparkeerplaats Gehandicaptenparkeerplaatsen zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat personen die slecht ter been zijn, dichtbij bepaalde locaties kunnen parkeren. Hier mag daarom ook alleen geparkeerd worden als dit parkeren verband houdt met het vervoer van een gehandicapte. Met de volgende voertuigen mag je parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats: • Een gehandicaptenvoertuig. • Een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin een geldige gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar is aangebracht. • Een voertuig waarvoor deze gehandicaptenparkeerplaats gereserveerd is. Dit gebeurt meestal door middel van een onderbord met het kenteken van het voertuig erop. E-6 Gehandicaptenparkeerplaats E-6 met kenteken op onderbord Gehandicaptenparkeerplaats alleen voor genoemd voertuig Soms is er sprake van een maximale parkeerduur, dit staat dan op het bord of op een onderbord aangegeven. In dat geval moet er ook een parkeerschijf ingesteld en goed zichtbaar geplaatst worden. Er hoeft in dat geval geen blauwe streep naast het vak aangebracht te zijn. Bestuurders van gehandicaptenvoertuigen, of met een geldige gehandicaptenparkeerkaart, mogen op meer plekken parkeren dan andere bestuurders. • Binnen een parkeerschijfzone mogen ze overal parkeren en hoeven ze geen parkeerschijf te gebruiken. • Langs een gele onderbroken streep, binnen een erf buiten de vakken en bij bord E-1 mogen ze maximaal 3 uur parkeren. In dit geval moet er wel een parkeerschijf ingesteld worden. Plaatsen van fietsen, speedpedelecs, snor- en bromfietsen Bij deze groep spreken we niet over parkeren. Als je deze voertuigen ergens neerzet, hebben we het over ‘plaatsen’. De regels en borden die gaan over parkeren zeggen niks over het plaatsen. Voor het plaatsen van deze voertuigen mag je gebruik maken van het trottoir, voetpad of de berm. Daarnaast mag je ook gebruik maken van plaatsen die duidelijk bedoeld zijn voor het plaatsen van fietsen, speedpedelecs, snor- en bromfietsen. Omdat brommobielen de verkeersregels moeten volgen van motorvoertuigen, gelden de regels voor het parkeren wel voor brommobielen. Zij moeten dezelfde regels volgen als bestuurders van personenauto’s en mogen bijvoorbeeld niet op het trottoir parkeren. Verboden fietsen, speedpedelecs, brom- en snorfietsen te plaatsen aan deze kant van de weg. Verboden fietsen, speedpedelecs, brom- en snorfietsen te plaatsen binnen deze zone. Als je het rijbewijs haalt voor de personenauto, mag je hiermee ook rijden met een (lichte) aanhangwagen. Met zo’n combinatie zijn de regels soms net iets anders. Maximumsnelheid De maximumsnelheid met een aanhangwagen achter je personenauto is bijna overal hetzelfde als met een personenauto, behalve op de autoweg en autosnelweg. Een personenauto met aanhangwagen mag zowel op de autoweg als op de autosnelweg nooit sneller dan 90 km/u. Als er op deze wegen een lagere snelheid staat aangegeven, dan geldt natuurlijk deze lagere snelheid. Plaats op de weg De plaats op de weg is hetzelfde als voor een personenauto zonder aanhangwagen. Echter, je mag met een combinatie langer dan zeven meter op de autosnelweg geen gebruikmaken van een andere rijstrook dan de twee meest rechts gelegen rijstroken. Omdat een combinatie van een personenauto en aanhangwagen al snel langer is dan zeven meter, geldt deze regel over het algemeen voor al deze combinaties. Daarnaast geldt deze regel ook voor alle vrachtauto’s. Moet je om voor te kunnen sorteren wel op een andere rijstrook rijden dan de twee meest rechts gelegen rijstroken, dan is dit wel toegestaan. Houd er wel rekening mee dat je op een autosnelweg met een aanhangwagen valt onder het langzamere verkeer. Gebruik daarom zoveel mogelijk de rechterrijstrook voor de richting die je op wilt. Op de autosnelweg mag je met een combinatie langer dan 7 meter geen gebruik maken van deze rijstrook. De lesauto moet minimaal één strook naar rechts. In dit geval mag de combinatie wel op deze rijstrook rijden, als de bestuurder de aangegeven richting wil blijven volgen.